nl-1990-4113-lfn-art-228-of-27-6-2002

Dieses Dokument ist Teil der Anfrage „Infringement proceedings 1990-1994

/ 3
PDF herunterladen
Pen COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
rr *

+
+

ek

27 -06- 2902
Bnussel,
SG(2002)D/220193

PERMANENTE VERTEGENWOORDIGING
VAN NEDERLAND BJ DE EUROPESE UNIE
Herrmann-Debrouxlaan, 48

1160 _ BRUSSEL

Betreft:  Ingebrekestelling
Inbreuk nr. 1990/4113

Het Secretariaat-generaal doet U hierbij, voor doorzending aan zijne Excellentie de Minister
van Buitenlandse Zaken een brief van de Commissie toekomen waarvan het onderwerp
hierboven is aangegeven.

Voor de Secretaris-generaal,

Sle—

Sylvain BISARRE

Bij.C(2002)1085

 

Wetstraat 200 - B-1049 Brussel - Belgi& - Kantoor : Breydel 13/74
Telefoon: direkte lijn 32 (0) 2 296.14.56 centrale 32 (0) 2 299.11.11.. Telefax: 32 (0) 2 296.66.55
Telex: COMEU B 21877 . Teilegramadres: COMEUR Brussel
1

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 2 6. v1. 2002
1990/4113
C(2002)1085

Excellentie,

Hierbij vestig ik de aandacht van Uw regering op het arrest van het Hof van Justitie van de
Europese Gemeenschappen van 10 mei 2001 in zaak C-152/98, Commissie/Koninkrijk der
Nederlanden, waarin het Hof vaststelt dat:

het Koninkrijk der Nederlanden, door voor het Scheldebekken niet alle maatregelen te
nemen die nodig zijn ter uitvoering van artikel 7 van richtlijin 76/464/EEG van de Raad
van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke
stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd, de krachtens
deze richtlijn op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Ingevolge artikel 228, lid1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap is een lidstaat, indien het Hof van Justitie vaststelt dat hij een der krachtens
het Verdrag op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen, gehouden die
maatregelen te nemen, welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van
Justitie.

Bij schrijven van 21 mei 2001 (D(01) 521875) heeft de Commissie van de Europese
Gemeenschappen Uw regering om nadere inlichtingen verzocht over de maatregelen die ter
uitvoering van bovengenoemd arrest van het Hof van Justitie zijn genomen.

Bij brief van 3 augustus 2001 (jiz-1250la) heeft uw regering de Commissie in kennis
gesteld van de planning in verband met de uitvoering door Nederland van bovengenoemd
arrest van het Hof van Justitie.

Tijdens een informeel bezoek van een Nederlandse delegatie aan de Commissie op 3
december 2001 zijn de geplande maatregelen nog eens uiteengezet.

Zijne Excellentie de Heer J.J. VAN AARTSEN
Minister van Buitenlandse Zaken
Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

NL - 2500 - EB 's-GRAVENHAGE

Wetstraat 200 - B-1049 Brussel - Belgi&
Telefoon: centrale 32 (0) 2 299.11.11.
Telex: COMEU B 21877 . Telegramadres: COMEUR Brussel
2

Bij brief van 22 mei 2002 (jiz-13449) heeft uw regering de Commissie meer in detail
geinformeerd omtrent de planning in verband met de vaststelling van
kwaliteitsdoelstellingen en het opstellen van programma’s ter uitvoering van het
bovengenoemd arrest.

De Commissie moet echter constateren dat de informatie die op bovengenoemde wijze is
uitgewisseld slechts de planning betreft en dat Nederland nog steeds niet de nodige
juridisch bindende maatregelen genomen heeft die ter uitvoering van het betrokken arrest
zijn vereist.

Daar de Commissie nog niet in kennis is gesteld van de maatregelen die Uw regering ter
uitvoering van het arrest van 10 mei 2001 heeft genomen, is zij van oordeel dat het
Koninkrijk der Nederlanden de krachtens artikel 228, lid 1, van het Verdrag tot oprichting
van de Europese Gemeenschap op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

De Commissie verzoekt Uw regering krachtens artikel 228, lid 2, van genoemd Verdrag
haar binnen twee maanden na ontvangst van dit schrijven haar opmerkingen over het
hierboven uiteengezette standpunt mede te delen.

De Commissie behoudt zich het recht voor, na kennisneming van deze opmerkingen of
indien deze opmerkingen haar niet binnen de vastgestelde termijn mochten bereiken, een
met redenen omkleed advies als bedoeld in artikel 228, lid2, van het Verdrag tot
oprichting van de Europese Gemeenschap uit te brengen.

De Commissie vestigt tevens de aandacht van Uw regering op de geldboetes die het Hof
van Justitie krachtens artikel 228, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap kan opleggen aan een lidstaat die zijn arrest niet is nagekomen.

Krachtens genoemd artikel vermeldt de Commissie, wanneer zij de zaak voor het Hof
van Justitie brengt, het bedrag van de door de betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som
of dwangsom die zij in de gegeven omstandigheden passend acht.

Met bijzondere hoogachting,

Voor de Commissie,

Margot WALLSTRÖM

Lid van de Commissie

 

Syiyalı EISARBE
Direnlaur van oe Grffie
3