nl-1990-4113-reply-nl-of-14-2-2003
Dieses Dokument ist Teil der Anfrage „Infringement proceedings 1990-1994“
COMMISSION EUROPEENNE SECRETARIAT GENERAL SG.G.2 Secteur courrier officiel de la Commission Bruxelles, le 14/02/03 SG(03)A/1726.-- /1 Normal BORDEREAU D'ENVOI DU COURRIER En attribution: MME DAY CATHERINE DIRECTEUR GENERAL (DG ENVIRONNEMENT) Pour information: (SERVICE JURIDIQUE) (SECRETARIAT GENERAL) De: (REPRESENTATION PERMANENTE DES PAYS-BAS) JIZ-14394/03 Reference: 11/02/2003 Date du: INFRACTION PAYS-BAS A/1990/4113 .../ Objet: WATER - DIR 76/464, AND DIR 83/513 (VALUES AND OBJECTIVES FOR CADMIUM DISCHARGES) RIVER SCHELDT Bordereau emis pour le Secretariat general par : Brey 10/69 Tel.: 54023 Pour information ou changements Fax: 64335 E-Mail: SG BORDEREAU
Permanente Verte9enwoordi9in9 uan ilet Koninkrijk der Nederlanden Secretariaat Generaal van de Europese Commissie Wetstraat 200 SG (2003) Al;t {lb Juridische en Institutionele Zaken 1049 Brussel 1 4. 02. 2003 Herrmann-Debrouxlaan 48 B-1160 Brussel Datum 11 februari 2003 Auteur Kenmerk JIZ-14394/03 Telefoon 0032-2-679-1510 Blad l/2 Fax 0032-2-679-1774 Bijlage(n) 1 bundel E-mail bre-jiz@minbuza.nl Betreft Art 226 EGV, Uitvoering arrest C 152/98, Milieukwaliteitseisen Scheldebekken (ex zaak 1990/4113) C.c. DG Milieuzaken In antwoord op het door u aan het Koninkrijk der Nederlanden bij brief van 19 december 2002 uitgebrachte met redenen omkleed advies met kenmerk C(2002)5189 en in vervolg op mijn brief van 15 januari 2003 met kenmerk JIZ- 14261/03, dee! ik u het volgende mede. De Nederlandse regering is verheugd u te kunnen berichten inmiddels uitvoering te hebben gegeven aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 2001 in zaak C-152/98. Op 3 februari 2003 is door de Staatssecretarissen van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en van Verkeer en Waterstaat (V& W) de Regeling inzake milieukwaliteitseisen voor het Scheldebekken vastgesteld. Deze regeling is op 13 februari 2003 gepubliceerd in de Staatscourant en op 15 februari 2003 in werking getreden. Tevens is een programma ter uitvoering van artikel 7 van richtlijn nr. 76/464/EEG opgesteld. Ten opzichte van de u bij mijn brief van 15 januari jl. toegezonden ontwerpregeling en programma hebben geen inhoudelijke wijzigingen plaatsgevonden. Bijgaand doe ik u afschriften van de regeling en het programma toekomen. Tot slot bericht ik u <lat op 17 februari as. een gesprek zal plaatsvinden tussen medewerkers van uw directoraat-generaal en van de ministeries van VROM en V & W teneinde de regeling en het programma mondeling toe te lichten en eventueel nog levende vragen te beantwoorden.
De Nederlandse regering hoopt u hiermede naar genoegen te hebben geinformeerd. De Permanent Vertegenwoordiger, voorf e, , Ambassaderaad
05-FEB-03 09:29 VAN- T-200 P.01/08 F-654 Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Centrale Directie Juridische Zaken Afdeling Wetgeving Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubehee�· van· ·3 febrtiari 2003, nr MJZ2002085859, en van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat inzake milieukwaliteitseisen voor het Scheldebekken (Regeling inzake milieukwaliteitseisen voor het Scheldebekken); De Staatssecretaris van Volkshuisvesting. Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretai'is van Verkeer en Waterstaat; Gelezen het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 2001 (C-152/:98); Gelet op Ricbtlijn nr. 76/464/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap warden geloosd (PbEG L 129) en op de artikelen 5.1, ·eerste lid,jo. 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer; Besluiten: Aitikel 1 In deze regeliug wordt verstaan onder: -Richtlijn: Richtlijn nr. 76/464/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 me[ 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (PbEG L 129); -Scp.eldebekken: de wateren genoemd in artikel 1 van de Richtlijn behorend tot de Westerschelde� -bijlage: de bij deze regeling behorende bijlage; Anikel 2 1. De kwaliteitsdoelstellingen als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Richtlijn voor het Scheldebekken, :Zijn de milieukwaliteitseisen die bij de in de bijlage genoemde stoffen zijn venneld 2. Bestuursorganen houden bij de uitoefening van hun bevoegdheden die gevolgen voor de waterkwaliteit van het Scheldebekken kunnen hebben, rekening met de in het eerste lid bedoelde milieukwaliteitseisen. �Telefax., fFax-N �Aan{T Van/From/De: I s e... t-, ,,. w o Datum/Date: S... -z. - o � N ��9.: nl 05/02 '03 WOE 09:31 [TX/RX NR 52781
05-FEB-03 09:29 VAN- T=200 P.02/08 3, De mulieukwaliteitseisen, bedoeld in het eerste lid, worden aangemerkt als richtwaarden als bedoeld in artikel 5.1, derde lid, van de Wet milieubeheer. 4. De termijn bedoeld in artikel 5.1, vijfde lid, van de Wet milieubeheer, bedraagt acht jaar. 5. De eerste volzin van artikel 5.2, derde lid, van de Wet milieubeheer is niet van toepassing ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde milieukwaliteitseisen. Artikel 3 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel 4 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling inzake milieukwaliteitseisen voor het Scheldebekken. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. ’s-Gravenhage, 3 februari 2003 De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, I chultz van Haegen-Maas Geesteranus 05/02 '03 WOE 09:31 LITX/RX NR 5278]
05-FEB-03 09:30 VAN- T-200 P.03/08 F-654 Bijlage bij artikel ?2 van de Regeling inzake milieukwaliteitseisen voor het Scheldebekken EG- [Stofnaam milieukwaliteitseis [milieukwaliteitseis N Ds: Zwevend sof 7 totaal 6,7 2-amino-#ehloorene | | ee ae Eu Benen a 0 |Chloorbenzeen Te | -Chloomaflaleen _ _ _____10,77pgfl EEE ‚Tuen 1 nen" —— ne? 2-nitrotolueen) EBERLE: | Chloomitrotoluenen (andere dan 4-Chloor- |16 ug/l* 1 BE EEE DE Cyaanuurzuurchloride (2,4,6-tichloor- DE 1,3,5-trıazine) 45 RAD (en zoutenenestersvanz AD) Ben | | 48 |1,2-Dibroomeihaan —— — — a | 49 |Dibutylündichloride _—_— 002 30 Dia 51 [Dibutyltinzouten (andere dan 0,02 ug/* 1 n dibutyltindichloride en dibutyliinoxyde) I] 54 ]1,3-Dichloorbenzeen Sn I 62 |Dichloormeikaan 20.000 Ken | 63 |Dichloormitrobenzenen nA 65 |13-Dichlosrpropaan Ta | 85 |Diehloorprop Dun IT 74 _|Dimeihylamine Te 76 |Endosulfan 0,020 un | 79 |Eihylbenzeen 87 |sopropyTbenzeen a | 88 |Einuron Ben I I 0 Ra ——— en —, en —— me | 96 |Nafizleen BIT] PAK (in het bijzonder 3,4-benzopyreen en ii 3,4-benzofluorantheen) I 9 1 09) [Benzo--pyreen G,A-benzopyreen]) (O9) 3,#enzofuorantheen 0 | | Tomgykg ds (09) |Fluoranıheen Ts nen] 05/02 '03 WOE 09:31 LI[TX/RX NR 5278]
05-FEB-03 09:30 VAN- T-200 P.04/08 F-654 65 (9) Chrysoen gl 101 |PCB (en Be aan Enge | Berk | On .—.. Engfkgds, aaa TI jBuerked) Ba | OB Ska | OBER Engadin | 103 Fon | 108_|Pyrazon (Chloridazon) Au I 106 [Simazine 0,10 | 108 [etrabyen ö TTSongrkeds | TI2 |Tolmeen on | | 1a Try os ag | | 120 |1.1,2-Trichlooreihan 7900 | 1,1,2-Trichloortrifluoreihaan ST 124 Tnfluraline 0,038 ug TI 125 127 129 [Xylenen (technisch mengsel van isomeren) 80 us 24] 131 jAtrazine Ba I 132 [Bentazon MT ES 2 15", EEE BEE VE: 7: u (::'1771 2 Su BEE Tran en E _]Zilver 0.08 una | Organische siliciumverbindingen N EITE DJ * de weergegeven milieukwaliteitseis geldt voor de stof in opgeloste vorm 1 Milieukwaliteitseis geldt voor individuele sıoffen uit de groep. 2 Milieukwaliteitseis geldt voor de som van tributyltinverbindingen. 3 Milieukwaliteitseis geldt voor de som van trifenyltinverbindingen. 4 Bij de milieukwaliteitseis dient de lokale achtergrondconcentratie te worden opgeteld. 5 Milieukwaliteitseis geldt voor octametlıyltetrasiloxaan. 6 De getalswaarden voor de totale concentratie in water gelden voor een zwevende stof concentratie van 30 mg/l. " 7 De getalswaarden voor de totale concentratie in water en voor zwevend stof zijn gebaseerd op een standaard samenstelling varı zwevende stof van 20% organische stof en 40% lutum, 05/02 '03 WOE 09:31 LITX/RX NR 5278]
05-FEB-03 09:30 VAN- T-200 P.05/08 F-654 Toelichting Algemeen Op 10 mei 2001 heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in een zaak die betrekking had op implementatie van Richtlijn 76/464/EEG (verder te noemen: Richtlijn) voor het Scheldebekken bepaald, dat Nederland de verplichtingen van deze Richtlijn ten üjde van het met redenen omklede advies op de volgende punten niet was nagekomen: 1. Nederland heeft voor de bestrijding varı lozingen van stoffen van lijst I, waarvoor nog geen communautaire grenswaarden zijn vastgelegd, ten onrechte geen programma’s met kwaliteitsdoelstellingen opgesteld (artikel 7 van de richtlijn). In plaats daarvan heeft Nederland deze lozingen bestreden met toepassing varı de artikelen 3 tot en met 6 van de Richtlijn, die tot doel hebben de verontreiniging door lozingen van verschillende gevaarlijke stoffen gebeel te be&indigen. 2. Voor een aantal andere verontreinigende stoffen heeft Nederland ten onrechte geen kwaliteitsdoelstellingen vastgesteld. In het licht van bestaande Hof-jurisprudentie dienen de hierboven bedoelde kwaliteitsdoelstellingen voldoende juridisch bindend te worden vastgelegd,. Onderhavige ministeri@le regeling strekt daartoe. Om nitvoering te geven aan het arrest wordt naast de onderhavige regeling een programma ter uitvoering van artikel 7 van de Richtlijn ter bestrijding van de verontreiniging van het Scheldebekken opgesteld. De vastlegging varı de kwaliteitsdoelstellingen in de vorm van milieukwaliteitseisen is gebaseerd op artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Omdat deze vastlegging een strikte implementatie van de Richtlijn berreft, vindt deze op grond varı artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer plaats bij ministeriäle regeling. Aangezien het arrest van het Hof zich beperkt tot het Scheldebekken is ook onderhavige regeling daartcee beperkt, zodat alleen milieukwaliteitseisen zijn opgenomen voor die stoffen die voor het Scheldebekken relevant zijn. Van her vaststellen van milieukwaliteitseisen voor heel Nederland is afgezien omdat milieukwaliteitseisen op grond van Richtlijn nr. 2000/60/EG varı het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PDEG L 327)(verder te noemen Kaderrichtlijn), die Richtlijn 76/464/EEG met ingang van 2013 geheel zal vervangen, op een andere wijze moeten worden vastgesteld. 05/02 '03 WOE 09:31 LI[TX/RX NR 5278]
05-FEB-03 09:30 VAN=- T-200 P.06/08 F-654 De Kaderrichtlijn bepaalt dat voor de toepassing van de richtlijn de lidstaten de beginselen van de Kaderrichtlijn kunnen toepassen voor de aanwijzing van verontreinigingsproblemen en de stoffen waardoor die veroorzaakt worden, de vasıstelling van kwaliteitsnormen en het vaststellen van maatregelen. Nederland heeft er voor gekozen om van deze mogelijkheid gebruik te maken. In het kader van de uitvoering van de Kaderrichtlijn zullen dan ook uiteindelijk voor heel Nederland in de komende Jaren alle stoffen van de lijst van Richtlijn 76/464EEG op hun relevantie worden beoordeeld. Gegeven de uitspraak van het Hof kunnen voor het Scheldebekken de resultaten van die beoordeling evenwel niet worden afgewacht, en worden de milieukwaliteitseisen daarom nu reeds vastgelegd. De relevante stoffen zijn geselecteerd op basis varı metingen van de waterkwaliteit, die begin 2002 voor 120 stoffen in mestcampagnes in het Scheldegebied zijn uitgevoerd en een emissie-inventarisatie. Indien een stof niet aantoonbaar was in het oppervlaktewater en de detectiegrens lager is dan de milieukwaliteitseis voor deze stof, is hij als niet relevant aangemerkt. Wanneer daarentegen bij &&n of meer metingen en op &en oftmeer locaties de stof aantoonbaar aanwezig was in oppervlaktewater, is deze als relevant aangemerkt. Voor sen aantal stoffen zijn geen meetgegevens beschikbaar gekomen, bijvoorbeeld door problemen met de analysemethode. Ook konıt het voor dat een stof niet aantoonbaar is in het oppervlaktewater, maar dat de detectiegrens voor het aantonen van deze stof boven de voor deze stof van toepassing zijnde milieukwaliteitseis ligt. In deze situaties is de relevantie bepaald op basis van andere criteria dan metingen in oppervlaktewater. Voorbeelden van deze criteria zijn: (potenti&le) lozer- of lozin gsgegevens, productie, gebruikscijfers, het aangemerkt zijn als prioritaire stof op grond van de Kaderrichtlijn. Voor de stoffen die als relevant zijn beoordeeld, is de milieukwaliteitseis op de volgende wijze bepaald: Voor een aantal van de stoffen bevat de vierde Nota Waterhuishonding milieukwaliteitseisen voor oppervlaktewater en/of zwevende stof. Op 12 mei 2000 is door de Ministerraad een aanvulling en wijziging vastgesteld van de lijst met milieukwaliteitseisen uit de vierde Nota Waterhuishouding. Daarnaast zijn er voor bepaalde stoffen milieukwaliteitseisen vastgelegd in het rapport “Normen voor waterbeheer” (mei 2000) van de Commissie Integraal Waterbeheer en zijn doelstellingen afgeleid en vastgesteld door de Stuurgroep Integrale Normstelling. Voor zover erinde genoemde verbanden geen milieukwaliteitseisen voorhanden zijn voor de 120 stoffen, zijn voorlopige milieukwaliteitseisen afgeleid!. In een enkel geval was de beschikbare informatie te gering om een (voorlopige) milieukwaliteitseis afte leiden. Voor deze stoffen is aansluiting gezocht bij vigerende milieukwaliteitseisen in de aarı Nederland grenzende landen Duitsland en Belgie (Walloni® en Vlaanderen). Voor tellurium is het niet mogelijk gebleken een adequnate milieukwaliteitseis af te leiden; daarom is voor de norm voor tellurium gekozen voor aansluiting bij de detectiegrens, Voor een aantal stoffen ligt de milieukwaliteitseis onder de detectielimiet. Er is aldus niet voor gekozen om, ingeval een beoogde milieukwaliteitseis lager is dan een detectielimiet, ' Werkdocument 99.046X “Overzicht van ad hoc MTR’s voor water 1992-1998’ (maarı 1999, RIZA), werkdocument 2002.046X “Afleiding van MTR, ER en VR - overzicht van ad hoc MTR’s 1998-2001 en werkdocument 2002.106X ‘Ad hoc MTR’s voor stoffen uit de Richtlijn 76/464/EEG’ (juni 2002, RIZA) 05/02 '03 WOE 09:31 LI[TX/RX NR 5278]
05-FEB-03 09:30 VAN- T-200 P.07/08 F-654 de detectielimiet als milieukwaliteitseis op te nemen. De reden hiervoor is de vo lgende: artikel 7, tweede lid, van de Richtlijn bepaalt dat emissienormen voor lozingen aan de hand van de waterkwaliteitsdoelstellingen vastgesteld dienen te worden. De kwantitatieve relatie tussen de te realiseren milieukwaliteitseisen in het oppervlaktewater en de vast te stellen emissienormen kan middels modelberekeningen worden voorspeld. Indien bij deze berekening in plaats van de beoogde milieukwaliteitseis de hogere detectielimiet zou worden toegepast, zou dit kunnen leiden tot een emissienorm die tot sen onaanvaardbaar risico voor het oppervlaktewater leidt. Dat de milieukwaliteitseis voor het oppervlaktewater onder de detectielimiet ligt hoeft bij de vergunningverlening geen bezwaar te zijn. Bij vergunningverlening is van belang, dat de in de vergunning opgenomen emissienorm handhaafbaar, en dus ook meetbaar is. De emissienorm zelfkan daarbij beter meetbaar en dus ook beter handhaafbaar zijn dan de kwaliteitsdoelstelling. Artikelsgewijs Artike] 1 Artikel 1 van de Richtlijn geeft aan op welke wateren de richtlijn van toepassing is. Dit zijn oppervlaktewateren in het binnenland, territoriale zeewateren en kustwateren. Deze regeling heett betrekking op milieukwaliteitseisen voor dergelijke wateren voor zover 2ij behoren tot de Westerschelde. Artikel 2 Derde lid De in het derde artikellid gemaakte keuze wordı toegestaan door de richtlijn en sluit aan bij de Wet milieubeheer die in artikel 5.1, derde lid, dwingt tot een keuze tussen grenswaarde en richtwaarde. Vierde lid In dit artikellid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 5.1, vijfde lid van de Wet milieubeheer. De keuze voor een termijn van acht jaar houdt verband met de termijn voor uitvoering van de verplichtingen op grond van de Kaderrichtlijn. Vijfde lid De richtlijn dwingt niet tot het treffen van de in het derde lid van artikel 5.2 van de Wet milieubeheer bedoelde maatregel. Derhalve is gekozen voor deze uitzondering. Toelichting op de bijlage Er is voor gekozen om in beginsel alleen milieukwaliteitseisen op te nemen voor “oppervlaktewater-totaal’. Dit betreft oppervlaktewater inclusief 30 mg. zwevend stof per liter. Conform de MTR-waarden uit de vierde Nota Waterhuishouding kunnen gemeten en berekende concentraties worden gecorrigeerd voor het feitelijke gehalte aan zwevend stof en worden omgerekend naar standaardwaarden, De methode van standaardisatie is opgenomen in de bijlagen 8 en 9 van het rapport ‘Normen voor het waterbeheer’ (Commissie Integraal Waterbeheer, mei 2000). Met deze milieukwaliteitseisen kan het meest direct een relatie worden gelegd met de in de vergunningverlening op te nemen emissiegrenswaarden. Voor een beperkt aantal 05/02 '03 WOE 09:31 LI[TX/RX NR 5278]