nl-1990-4113-reply-nl-of-6-5-2004
Dieses Dokument ist Teil der Anfrage „Infringement proceedings 1990-1994“
COMMISSION EUROPEENNE SECRETARIAT GENERAL SG.B.1 Bruxelles, le 10/05/04 SG(04)A/5060.-- /1 Nonnal BORDEREAU D'ENVOI DU COURRIER En attribution: MME DAY CATHERINE (DG ENVIRONNEMENT) Pour information: (SERVICE JURIDIQUE) (SG) De: (REPRESENTATION PERMANENTE DES PAYS-BAS) Reference: 16542/04 Date du: 06/05/2004 V Obj et: INFRACTION A 1990/4113 - PAYS-BAS - WATER - DIR \[_7_nl4.64,-AND DIR 83/513 (YALUES AND OBJECTIVES FOR CADMIUM DISCHARGES) RIVER SCHELDT - TRANSMISSION DE L'ANNEXE POUR INFORMATION OU CHANGEMENT E-Mail: SG BORDEREAU Fax: 64335 Bordereau emis pour le Secretariat general par: BREY 13/62 Tel. 59227
Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden Secretariaat Generaal van de Europese Commissie Wetstraat 200 Juridische en Institutionele Zaken 1049 Brussel Herrmann-Debrouxlaan 48 B-1160 Brussel Datum 6 mei 2004 Auteur Kenmerk JIZ-16542/04 Telefoon 0032-2-679-1510 Blad 1/1 Fax 0032-2-679-1774 Bijlage(n) 1 ontbrekende bijlage E-mail bre-j iz@minbuza.nl Betrefl Art 228 EGV; zaak 1990/4113; uitvoering arrest_C- --, ,/ 5V98 Cc. DG nergi� & Vervoer DG Milieu Ten vervolge op mijn brief van 27 april 2004 JIZ 16527/04 in bovengenoemde zaak, gelieve hierbij aan te treffen de aangekondigde bijlage. De Permanent Vertegenwoordiger, voor deze, Ambassad raad
Bijlage regeling inzake milieukwaliteits- eisen voor het Scheldebekken Supplement bij de Nederlandse Staatscourant van 7 april 2004, nr. 68
Bijlage bij de Ministeriäle regeling: Bijlage 2 Programma voor de Westerschelde ter uitvoering van artikel 7 van richtlijn nr. 76/464/EEG ter vermindering van de verontreiniging van oppervlaktewater door 120 gevaarlijke (groepen van) stoffen die staan op lijst II van de bijlage bij de richtlijn. november 2002 Inhoudsopgave: l. Inleiding en doel 2. Vaststelling relevante stoffen 3. Milieukwaliteitseisen 4. Toetsing van resultaten van meetcampagnes aan de milieukwaliteitseisen 5, Bestaande en aanvullende maatregelen en activiteiten ter vermindering van de verontreiniging - in het bijzonder ten aanzien van die stoffen waarvoor in 2002 niet aan de milieukwaliteitseis wordt voldaan 5.1 Vergunningverlening voor lozingen van relevante stoffen vanuit puntbronnen 5.1.1 Generiek 5.1.2 Specifiek voor de Westerschelde 5.2 _ Maatregelen ten aanzien van verliezen anders dan via puntlozingen voor stoffen met normoverschrijding 5.2.1 PCB’s 5.2.2 PAK/anthraceen 5.2.3 Organotin 5.2.4 _Verontreinigde waterbodem en atmosferische depositie als bron van PAK’s, PCB’s en organotinverbindingen 5.3 _ Maatregelen ten aanzien van verliezen anders dan via puntlozingen voor overige relevante stoffen 5.3.1 Algemeen 5.3.2 Pesticiden/biociden 5.4 Te verwachten ontwikkelingen in Europees verband 5.5 _ Afstemming met andere landen in Schelde stroomgebied 5.6 Toekomstig werk milieukwaliteitseisen 5.7 _ Aanpassen/voortzetten monitoring programma 5.8 _Ontwikkelen bruikbare analysemethodiek 6. Looptijd programma Bijlage 1: Tabel met indicatie van relevantie van stoffen in de Westerschelde ter uitvoering van artikel 7 van richtlijn 76/464/EEG Bijlage 2: Tabel met milieukwaliteitseisen ter uitvoering van artikel 7 van richtlijn 76/464/EEG in de Westerschelde Bijlage 3: Informatie over de analyse methodes en detectie grenzen m.b.t. de meetcampagnes in het voorjaar van 2002 Bijlage 4: Toetsing van resultaten van meetcampagnes voor de 54 relevante stoffen aan de milieukwaliteitseisen
Hoofdstuk 1: Inleiding en doel Op grond van artikel 7 van richtlijn nr. 76/464/EEG van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd, PbBEG L129) zijn de Lid-Staten van de Europese Unie verplicht programma’s op te stellen ter vermindering van de verontreiniging van oppervlaktewater door stoffen die voorkomen op lijst II van de bijlage bij de richtlijn. Op 10 mei 2001 is Nederland veroordeeld door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen omdat tot nu toe niet op de juiste wijze uitvoering is gegeven aan artikel 7 van richtlijn 76/464/EEG. Het arrest van het Hof spitste zich toe op de vraag welke stoffen onder lijst II vallen en welke niet. Bij de veroordeling bleek dat Nederland ten onrechte 114 stoffen niet als lijst I stoffen heeft beschouwd en dat voor zes andere stoffen onvoldoende uitwerking gegeven was aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 7 van richtlijn 76/464/EEG. De veroordeling van het Hof betreft geografisch gezien alleen het Nederlandse deel van het Scheldebekken, de Westerschelde. Om een juiste uitvoering te geven aan artikel 7 van de richtlijn en daarmee tevens ter uitvoering van het arrest van het Hof zijn bij regeling van de Staatssecretarissen van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat van .. december 2002 milieukwaliteitseisen voor het oppervlaktewater van de Westerschelde vastgesteld (Regeling inzake milieukwaliteitseisen voor het Scheldebekken). Daarnaast is dit programma vastgesteld. Bij het opstellen van het programma is de leidraad van de Europese Commissie (Guidance Document on elements for pollution reduction programmes under Article 7 of Council Directive 76/464/EEC d.d. 20-09-2002) gevolgd.
Hoofdstuk 2: Vaststelling relevante stoffen Het programma richt zich op de voor de Westerschelde relevante stoffen. Relevantie is in eerste instantie bepaald op grond van recente metingen van de waterkwaliteit. In het voorjaar van 2002 zijn voor 120 stoffen (zie bijlage 1) drie meetcampagnes uitgevoerd in het Scheldegebied op de locaties Schaar van Oude Doel, Hansweert, Vlissingen en Sas van Gent (zie ook figuur 1 en hoofdstuk 4 voor meer details met betrekking tot monitoring en meetcampagnes). Er is op de volgende wijze vastgesteld of een stof relevant is voor de Westerschelde: > Indien een stof niet aantoonbaar aanwezig is in oppervlaktewater en de detectiegrens is lager dan de milieukwaliteitseis voor deze stof, dan is de stof als niet relevant aangemerkt. > Wanneer bij &&n of meer metingen en op &£n of meer locaties de stof aantoonbaar aanwezig is in oppervlaktewater, dan is deze stof als relevant aangemerkt. > Het komt voor dat er geen meetgegevens beschikbaar zijn gekomen over de aanwezigheid van een stof in oppervlaktewater (bijvoorbeeld door problemen met de analyse methode). Ook komt het voor dat een stof niet aantoonbaar is in oppervlaktewater maar dat de detectiegrens voor het aantonen van deze stof (ruim) boven de voor deze stof afgeleide milieukwaliteitseis ligt. In deze twee situaties is relevantie bepaald op basis van andere criteria dan metingen in oppervlaktewater; voorbeelden van deze criteria zijn: (potentielle) lozer/lozingsgegevens, productie, gebruikscijfers, aangemerkt als prioritaire stof op grond van Richtlijn nr. 2000/60/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (Kaderrichtlijn water, PDEG L 327). In bijlage 1 zijn de resultaten weergegeven van de vaststelling van de relevante stoffen. . De 54 relevante (groepen van) stoffen zoals die in bijlage 1 zijn geidentificeerd zijn in onderstaande tabel 1 weergegeven. Tabel 1: relevante stoffen Westerschelde 2 A arseen (en anorganische verbindingen daarvan Benzeen Chloorbenzeen C amino-4-chloorfenol nthraceen 1-Chloornaftaleen hloornaftalenen (technisch mengsel DIDB/DBIDINIPIROID on oO -Chloor-2-nitrobenzeen 1 4-Chloor-2-nitrotolueen Chloornitrotoluenen (andere dan 4-Chloor-2-nitrotolueen 2-Chloorfenol Cyaanuurzuurchloride (2,4,6-trichloor- 1,3,5-triazine 2,4-D (en zouten en esters van 2,4-D 1,2-Dibroomethaan Dibutyltindichloride ibutyltinoxyde ibutyltinzouten (andere dan dibutyltindichloride en dibutyltinoxyde ‚3-Dichloorbenzeen ichloormethaan ichloornitrobenzenen 2-Dichloorpropaan ichloorprop imethylamine PIRAIPIWO/ WI oo) PBjJ@ln|— S[oTsTsTolaTalaflz Sala] | A oO
Ethylbenzeen Isopropylbenzeen ala] SINN oISIO|IO